Uit de voorkamer klonk het harde geschreeuw van mijn vader. Ik was acht en nog steeds staat de herinnering in mijn hoofd gegrift. Hij was weleens eerder boos geweest maar nooit zoals nu, nooit schreeuwend. De andere mannen in de kamer waren allemaal stil; niemand wist waar het geld voor de kinderen gebleven was.
Het was 1953. Mijn ouders, Bram en Tine, kwamen zelf uit het weeshuis en hadden alles te danken aan Pa van der Steur. Na de middelbare school kon mijn vader zelfs rechten studeren. Dat was bijzonder in zijn tijd, de andere jongens van yayasan gingen vaak naar het Koninklijk Nederlands Indisch leger en de meisjes naar de huishoudschool. Voor ‘Steurtjes’, voormalig weeskinderen van de yayasan, werd dat gezien als een gedegen traject om later te participeren in de Indonesische maatschappij.
Omdat mijn vader als Steurtje wel had gestudeerd kwamen ze naar hem voor hulp. Al het geld van de yayasan was op. Er was niets meer om eten voor de kinderen te kopen en er waren enorme schulden gemaakt. Hij stuurde ze weg: ‘Lossen jullie het zelf maar op,’ schreeuwde hij ze toe. ‘Ik wil eerst weten wat jullie met het geld van Pa hebben gedaan.’ Maar nadat hij ze had weggestuurd maakte hij samen met mijn moeder die avond de belangrijkste beslissing van zijn leven. Naast zijn drukke baan bij Bank Indonesia zou hij het bestuur van de yayasan op zich nemen. Want wat kon hij anders? 250 kinderen aan hun lot overlaten?
Over de problemen en over zijn zorgen sprak hij daarna nooit. Ik zag hem ook nauwelijks nog; dertig jaar lang kwam hij bijna iedere avond laat thuis. Vaak was hij dan afgeleid of zat hij alleen en stil op de veranda. Van mijn moeder hoorde ik hoe hij – de meeste trotse man die ik kende – overal nederig om geld bedelde, een enkele keer zelfs om zakken rijst zodat de kinderen de volgende dag konden eten.
Door zijn wilskracht bleef de yayasan bestaan. Eerst van dag tot dag en later konden ook talloze andere kinderen worden opgenomen. Uiteindelijk liet hij met geleend en gedoneerd geld een middelbare school bouwen, ook voor kinderen uit de omgeving. Met het lesgeld dat zij betaalden kon de yayasan voor een deel worden gefinancierd.
En nu zit ik al zes jaar in het weeshuis. Na bijna een halve eeuw in Nederland ben ik terug in Indonesië, op een plaats die ik nooit zou hebben verwacht. Dat ik deze kinderen kan helpen, dat ik het werk van mijn vader voortzet en dat ik bij iedere stap ben geholpen door zoveel lieve, goede vrienden, geeft mij een ongelofelijke voldoening.
Nel de Borst